Wat de geest beweegt: de drie vergiften

Het Levenswiel is een bekend symbool van het Tibetaans boeddhisme. In het midden van het wiel bevinden zich een haan, een varken en een slang, die elkaar in een cirkel achtervolgen en elk in de staart van het dier ervoor bijten.

De dieren vertegenwoordigen de “drie vergiften” (kleshas in het Sanskriet), of “kwellende emoties”, die de menselijke conditie beheersen en ons naar lijden leiden. Je hoeft niet te mediteren of diepgaand te studeren om te beseffen dat deze krachten bestaan; ze zijn overal om ons heen en aan het werk in onze geest.

De meeste mensen zijn van tijd tot tijd onderhevig aan een van deze vergiften en een boze bui of gevoel van frustratie kan enige tijd duren, soms dagen of weken achter elkaar. Tegelijkertijd kunnen de intervallen tussen deze toestanden gevuld zijn met ervaringen van liefde, vreugde en vrede. Het is verbazingwekkend hoe snel een positieve mentale toestand gevolgd kan worden door een negatieve, en vice versa. Het is een oefening op zich om te observeren hoe wispelturig en gemakkelijk afgeleid de geest kan zijn.

Sangharakshita

Hebzucht

Het eerste dier, de haan, vertegenwoordigt hebzucht vanwege zijn voorkeur voor zelfverheerlijking. Afgunst is het verlangen om dingen naar zich toe te trekken om er plezier en veiligheid uit te halen. Vroege boeddhistische tradities onderscheiden drie soorten begeerte. De eerste bestaat uit het verlangen naar dingen die tot ons komen via de zintuigen. Het probleem is niet dat we vreugde of plezier vinden in dingen - dat is een natuurlijk onderdeel van de menselijke ervaring - maar dat we vaak gehecht raken aan dingen die ons plezier geven. We willen dat ze blijven bestaan of herhaald worden en we lijden als dat niet zo is.

Dan komt het verlangen om te worden, wat we kunnen uitleggen als het verlangen om ergens anders te zijn, om iets anders te doen, misschien met iemand anders. We richten ons op resultaten en prestaties, die ons allemaal verwijderen van de realiteit van onze ervaring. Tot slot is er het verlangen naar niet-bestaan of dood, wat zelfmoordgedachten inhoudt, maar misschien beter begrepen kan worden als zelfhaat.

Als je niet langer het verlangen en de dorst hebt die het worden in stand houden, hoe kun je dan deze Ontwaakte, die geen spoor heeft en wiens bereik onbeperkt is, opsporen?

De Boeddha, Dhammapada

Hunkering leidt van nature tot gehechtheid. In feite is het vaak moeilijk om de impuls om ergens naar te verlangen te scheiden van het gevoel eraan gehecht te zijn. We kunnen aan alles gehecht raken, en het boeddhisme noemt in het bijzonder zintuiglijke objecten, meningen of overtuigingen, riten en rituelen als doel op zich, en het idee dat we een onveranderlijk zelf hebben. We weten dat we ons aan iets gehecht hebben als het pijnlijk is om het los te laten of te laten veranderen.

Veel aspecten van het boeddhistische pad hebben betrekking op het verminderen van verlangen en gehechtheid en, uiteindelijk, het helemaal loslaten ervan. Dit is wat de diepe tevredenheid van de Boeddha in meditatie vertegenwoordigt: iemand die voorbij het verlangen is gegaan.

Afkeer

Het tweede dier is een slang, klaar om alles te bijten wat op zijn pad komt, en vertegenwoordigt haat. De impuls om dingen die we pijnlijk of bedreigend vinden af te weren ligt aan de basis van alles, van gevoelens van irritatie tot geweld en oorlog. We denken vaak dat onze antipathieën en ruzies gerechtvaardigd worden door de fouten van anderen, maar de boeddhistische leer wijst ons op onze eigen geestestoestand. Haat is destructief en helpt ons niet om onze doelen te bereiken:

Als er een remedie is, wat is dan het nut van irritatie? Als er geen remedie is, wat is dan het nut van irritatie?

Shantideva, Bodicaryavatara

Op dezelfde manier lijden we wanneer we in een staat van haat verkeren.

Het tegenovergestelde van haat is liefde en boeddhisten cultiveren een liefdevolle geestestoestand door te handelen met vriendelijkheid en vrijgevigheid, door een zorgvuldige beoefening van ethiek en door meditaties zoals de ontwikkeling van liefdevolle vriendelijkheid.

Mededogen is een belangrijke deugd voor boeddhisten, vooral gecultiveerd in het Mahayana boeddhisme.

Onwetendheid

Het derde dier, het varken, dat op de smerigste plekken slaapt en alles eet wat het te pakken kan krijgen, vertegenwoordigt onze blindheid voor de ware aard van het leven, d.w.z. onwetendheid. Dit onvermogen om de aard van de werkelijkheid te begrijpen is niet te wijten aan een gebrek aan informatie, maar aan een valse of misleidende visie op het leven.

Volgens het boeddhisme is de waarheid dat het bestaan vergankelijk, niet-substantieel en onbevredigend is. Dit zijn de 'drie merktekens' of kenmerken van het bestaan. Op een bepaald niveau geloven we echter dat het gewone leven duurzaam en substantieel is en ons echte voldoening kan brengen. Het leven op deze manier bekijken is het tegenovergestelde van het verstandig bekijken.

In de boeddhistische leer is onwetendheid de fundamentele bron van alles wat ons doet lijden en de essentie van het pad is het verwerven van wijsheid.

Zij die het onwerkelijke met het werkelijke verwarren en het onwerkelijke in het werkelijke zien, zullen het werkelijke niet bereiken en dwalen in de sfeer van verkeerde gedachten.

Zij die weten dat het werkelijke het werkelijke is en dat het onwerkelijke het onwerkelijke is, zullen het werkelijke bereiken en zich bewegen in de sfeer van het juiste denken.

De Boeddha, Dhammapada

De menselijke conditie